Mariëtte Meijers

English version

Die ene lijn die alles zegt

Aan ieder potlood of pen zit een persoon vast met een eigen brein, een eigen motoriek en een eigen manier van tekenen. Ik gebruik alleen een zwarte stift. Daarmee probeer ik de wereld om mij heen vast te leggen.

Oorspronkelijk was ik beeldhouwer. Ik hield van het materiaal en het gereedschap. Maar het moest eenvoudiger, soberder. Ik ging houtsneden maken en lino’s. Waar ik uiteindelijk bij uitkwam was het minimale: niet meer dan een zwarte stift en stuk wit printpapier.

Met een simpele klare lijn probeer ik maximale expressie te bereiken. Hoe meer zorg ik besteed aan een lijn, hoe minder lijnen ik nodig heb in een tekening.

Onderwerpen vind ik in de wereld om mij heen, dingen die ik meemaak, afbeeldingen die ik tegenkom, alles dicht bij huis: een vrouw in een broodjeszaak, een chauffeur op de bus. Het leven van alledag is ontzettend belangrijk, dat wordt vaak onderschat. Zware onderwerpen mijd ik, mijn tekeningen moeten mijzelf en de toeschouwer een beetje opvrolijken. Ik ben een optimistisch mens en dat wil ik via mijn tekeningen graag aan anderen doorgeven. Cultuur zou een tegenwicht moeten zijn bij alle tragiek en moeizaamheid in de wereld.

Als ik ’s ochtends aan mijn werktafel ga zitten, heb ik de vorige avond al een idee voor een tekening bedacht.

Op de tafel ligt een wit vel van 42×42 cm. Vaak begin ik met een detail van een foto of afbeelding. Van daaruit ontvouwt zich een nieuwe werkelijkheid op het papier. Elke lijn is definitief en onomkeerbaar. Een goede lijn moet snelheid hebben en accuratesse, een goede lijn is doelgericht. Een wiskundige lijn heeft alleen lengte, maar een tekenlijn heeft een vorm, een voor en een achter, een begin en een einde. Vormen zijn heel belangrijk. Soms is een lijn fout, heeft hij een lelijke vorm. Zo’n lijn op het papier is een voldongen feit waaraan ik het geheel moet aanpassen, of zelfs het concept.

Met één tekening ben ik vaak de hele dag bezig. Naarmate de tijd vordert wordt opgeven steeds minder een optie. Ik moet me aanpassen, improviseren, accepteren wat er is en daar iets van maken. Dat is de worsteling van elke tekening. Ik streef er naar dat elke tekening zo licht mogelijk is, dat ik de zwarte delen zelf kan kiezen. Dat bewijst voor mij dat het goed gegaan is.

Een tekening is klaar als er rust ontstaat, een balans van zwart en wit. Het is een gevoel. Ik stop met werken, leg hem op de vloer van mijn werkkamer en loop er ieder uur nog even binnen. In een flits merk ik dan of het gevoel er nog is.

Sommige tekeningen laat ik simpelweg in de steek omdat mijn energie op is. Dat gebeurt als het concept tijdens het proces zo is veranderd dat de sfeer in een tekening is omgeslagen, bijvoorbeeld van relativerend naar somber.

Inspiratiebronnen

Met niet meer dan één enkele lijn heeft Matisse prachtige meisjesportretten getekend. De lijn staat helemaal aan de rand van het vel, maar het hele vel is het portret. Ik heb wel eens geprobeerd te tekenen op de manier van Matisse. Dat is enorm moeilijk. Mijn portretten worden toch anders omdat ik meer zwart nodig heb.

Van  David Hockney heb ik veel geleerd over perspectief. Hij laat zien dat het anders kan dan tekenen vanuit (letterlijk) één gezichtspunt, zoals traditioneel gebeurt in de westerse schilderkunst. Uitgangspunt is niet zitten en kijken, zoals een schilder achter haar ezel zit, maar rondlopen en daarbij telkens vanuit een ander punt naar de zelfde situatie kijken. Het resultaat is een tekening waarin onderdelen vanuit verschillende gezichtspunten worden getoond. De tekening nodigt een kijker uit, dwingend haast, om zich te verplaatsen van het ene gezichtspunt naar het andere, en zo zelf te bewegen in de getekende ruimte. In mijn latere werk heb ik er veel mee geëxperimenteerd.

Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot de Japanse kunstenaar Hokusai (1760-1849). Hij heeft vele namen gebruikt waaronder de naam Gakyō Rōjin Manji, wat ‘oude man gek op tekenen’ betekent. Hem laat ik graag zelf aan het woord:

Vanaf zesjarige leeftijd heb ik een manie voor het tekenen van de vorm van dingen. Toen ik 50 werd, had ik al een oneindige hoeveelheid tekeningen gepubliceerd; maar alles wat ik produceerde voor de leeftijd van 70 is niet de moeite waard om er aandacht aan te besteden. Met 73 jaar leerde ik een beetje over de ware structuur van natuur, van dieren, planten, bomen, vogels, vissen en insecten. Als ik zo doorga zal ik op mijn 80e meer vooruitgang hebben geboekt; op mijn 90e zal ik het mysterie van de dingen doorgronden; als ik 100 ben, heb ik werkelijk een fantastisch niveau bereikt; en als ik 110 ben zal alles wat ik doe, of het een punt of een lijn is, een levende punt of lijn zijn. Ik daag iedereen uit die net zolang leeft als ik, om te kijken of ik mijn woord gehouden heb.

Zijn ideaal is ook mijn ideaal. Hij zag natuurlijk dat sommige tekeningen niet waren zoals hij wilde maar hij had de energie om niet op te geven. Hij bleef streven naar de ultieme weergave van de werkelijkheid, naar die ene lijn die alles zegt.

Mariëtte Meijers

One line to tell it all

Attached to every pencil or pen is a person with a particular brain, specific motor skills and a way of drawing. I only use a black marker. With it, I try to capture the world around me.

Originally, I was a sculptor. I loved the material and the tools. But things needed to be simpler, more sober. I started making woodcuts and linocuts. What I ended up with was the bare minimum: no more than a black marker and piece of white printer paper.

With a simple clear line, I try to achieve maximum expression. The more care I take with a line, the fewer lines I need in a drawing.

I find my subjects in the world around me, things I experience, images I encounter, anything close to home: a woman in a sandwich shop, a driver on the bus. Everyday life is incredibly important, which is often underestimated. I avoid heavy subjects; my drawings should cheer myself and the viewer up a bit. I am an optimistic person and I like to pass this on to others through my drawings. Culture should counterbalance all the tragedy and difficulty in the world.

When I sit down at my work table in the morning, I have already come up with an idea for a drawing the previous evening.

On the table is a white 42×42 cm sheet. I often start with a detail of a photo or image. From there, a new reality unfolds on the paper. Every line is definitive and irreversible. A good line must have speed and accuracy; a good line is purposeful. A mathematical line only has length, but a drawn line has a shape, a front and a back, a beginning and an end. Shapes are very important. Sometimes a line is wrong, has an ugly shape. Such a line on the paper is a fait accompli to which I have to adjust the whole drawing, or even the concept.

One drawing often takes me all day. As time goes on, giving up becomes less and less of an option. I have to adapt, improvise, accept what is there and make something out of it. That is the struggle of every drawing. I strive for each drawing to be as light as possible, to choose the black parts myself. That proves to me that it has gone well.

A drawing is finished when there is peace, a balance of black and white. It is a feeling. I stop working, put it on the floor of my study and walk in every hour. In a flash, I then notice if the feeling is still there. Some drawings I abandon simply because my energy has run out. This happens when the concept has changed so much during the process that the mood in a drawing has changed, for example from light to dark.

Sources of inspiration

With no more than a single line, Matisse drew beautiful portraits of young women. The line is at the very edge of the sheet, but the whole sheet is the portrait. I did try to draw in the manner of Matisse once. That is enormously difficult. My portraits become different anyway because I need more black.

From David Hockney, I learned a lot about perspective. He shows that drawings need not be drawn  from (literally) one point of view, as is traditionally done in Western painting. The starting point is not to sit and look, like a painter sitting behind her easel, but to walk around looking at the same situation from different points of view. The result is a drawing in which parts are shown from different perspectives. The drawing invites a viewer, compellingly almost, to move from one point of view to another, thus moving around the drawn space itself. In my later work, I experimented a lot with this.

I have always been attracted to the Japanese artist Hokusai (1760-1849). He used many names including Gakyō Rōjin Manji, meaning ‘old man mad about drawing’. I like to let him speak for himself:

From the age of six, I had a mania for drawing the forms of things. By the time I was 50 I had published an infinity of designs; but all I produced before the age of seventy is not worth taking into account. At seventy-three, I learned a little about the real structure of nature, of animals, plants, trees, birds, fishes and insects. In consequence, when I am eighty I shall have made still more progress; at ninety I shall penetrate  the mystery of things; at a hundred, I shall certainly have reached a marvelous stage; and when I am a hundred and ten everything I do, be it a dot or a line, will be alive. I beg those who live as long as I to see if I do not keep my word.

His ideal is also my ideal. Of course, he saw that some drawings were not as he wanted but he had the energy not to give up. He kept striving for the ultimate representation of reality, for that one line to tell it all.

Mariëtte Meijers